12 mei 2017

Deel 4: Politicus zoekt en vindt zendtijd

In een serie columns bekijkt de ombudsman diverse aspecten van de honderden uren tv- en radio en de vele content op omroepsites en sociale media die tijdens de campagne aan de politiek besteed werden.

Hoe links of rechts of anderszins bevooroordeeld was de campagneverslaggeving door de publieke omroepen? Deden ze wat van hen verwacht mocht worden?

Niet alleen Geert Wilders bestempelde tijdens deze campagne de publieke omroep als partijdig, ook nieuwkomers als DENK en Forum voor Democratie hadden zo hun minder flatteuze benamingen voor dat wat er door ‘Hilversum’ op de zenders werd gezet. Op sociale media en in de mailbox van de ombudsman heette het ‘te links’, ‘te rechts’, ‘te veel van hetzelfde’ en ‘te weinig van diegene waar ik op ga stemmen’. Om te kunnen nagaan in hoeverre partijen en klagers gelijk hadden, keek en luisterde ik tijdens en na afloop van de campagne naar veel gezichts- en meningbepalende programma’s. Maar daarmee kon nog niet bij benadering de totale campagneverslaggeving ‘gedekt’ worden (lees in deze column hoeveel programma’s en tijd de publieke omroepen aan de campagne besteedden).

Behulpzaam onderzoek naar tv

Gelukkig schoten techniek, onafhankelijke bureaus en enkele onderzoekende journalisten te hulp. NRC Handelsblad  telde in zeven talkshows en vijf actualiteitenrubrieken (geen journaals) wie er aan het woord kwam. “In grote lijnen wijkt een zetelverdeling op basis van het aantal verschijningen in belangrijke NPO-programma’s niet veel af van de uitslag volgens de laatste Peilingwijzer,” stelde de krant. Maar met enkele uitzonderingen: PvdA en splinters als DENK, VNL en Forum voor Democratie waren (in meer of minder sterke mate) oververtegenwoordigd in de berichtgeving. Pechtold (D66) en Asscher (PvdA) schoven het meest frequent aan bij de bekeken programma’s.

Brandpunt+ liet gezichtsherkenningssoftware los op alle programma’s, inclusief de (Jeugd)journaals, om te berekenen wie er in de campagne het meest te zien was op televisie. De software telde frames en seconden en daaruit rolde VVD-leider Rutte als voornaamste blikvanger. Maar alles overziend waren de lijsttrekkers van progressieve (linkse) partijen iets vaker in beeld. “Van de zendtijd van de zes conservatief rechtse partijen (VVD, CDA, PVV, CU, SGP, VNL) vergeleken met de zeven progressief linkse partijen (PvdA, SP, D66, Groen Links, PvdD, 50+ en DENK) levert rechts gezamenlijk 44% van de zendtijd van de NPO-kanalen.”

De PVV maar ook Groen Links bleken volgens de krant ondervertegenwoordigd op tv. Voor de PVV gold, na vervolganalyse van de data bij Brandpunt+, dat 50% van de zendtijd die Geert Wilders toebedeeld kreeg in zijn afwezigheid gevuld werd: het ging óver hem maar zónder hem. Forum voor Democratie, dat vaak sprak over het ‘mediakartel’ dat zich tegen de partij keerde, scoorde ook volgens Brandpunt+ goed, “iets meer dan de helft van de zendtijd voor nieuwe partijen (Artikel 1, de Piratenpartij, Libertarische partij, Vrijzinnige Partij, en Forum voor Democratie) was voor Thierry Baudet.”

En de radio?

Interessant was – om maar aan te geven hoezeer turven, tellen en (gezichts-)herkennen afhangen van het gekozen tijdvak, de methodiek of de onderzochte platforms – ook de analyse van de Politieke Media Barometer. Deze beperkte zich tot de laatste drie campagneweken plus 15 maart, maar pakte wel de radio erbij. Conclusie: de meeste aandacht ging naar de VVD en Mark Rutte en vervolgens naar de PVV en Geert Wilders. “Bij de nieuwszender NPO Radio 1 wint de VVD met afstand van respectievelijk PVV, PvdA, CDA en D66. Op televisiezender NPO 1 zien we een iets ander beeld. VVD en PVV zijn ook hier het belangrijkste, maar hier winnen het CDA en D66 het nipt van de PvdA.” Op commerciële radio en tv was dat beeld hetzelfde.

Tabel 28
Bron: LJS Nieuwsmonitor

LJS Nieuwsmonitor onderzocht waar kiezers hun politieke informatie vandaan halen, en bekeek daarbij ook de publieke omroep. Het bleef helaas vooral bij kijken en lezen van de nieuwsprogramma’s, radiogebruik werd niet echt geanalyseerd. Het onderzoek steunde onder meer op bovengenoemde gezichtsherkenningssoftware. Maar daarnaast keek Nieuwsmonitor ook naar inhoud van de berichtgeving. Alle media overziend waren de onderwerpen immigratie/integratie en waarden/normen dominant, op enige afstand volgde de economie. In de nieuwsprogramma’s op tv domineerde criminaliteit, in praatprogramma’s integratie. ‘Rechtse’ thematiek overheerste.

De PvdA slaagde er uiteindelijk niet in de hoeveelheid media-aandacht om te zetten in een evenredig aantal zetels. Dat gold ook voor VNL, dat zetelloos bleef ondanks alle aandacht die voorman Jan Roos wist te genereren. In alle onderzoeken lagen D66 en CDA dicht bij elkaar qua aandacht, en daar flink achter het koppel SP en Groen Links (ondanks de ‘Jessiah’-hype rond Jesse Klaver). Er waren geen uitschieters en geen dieptepunten, wel een enorme versplintering in aandacht. Stabiel en wat tam, eigenlijk zoals de hele campagne, schreven de diverse onderzoekers.

Oorzaak of gevolg, ‘de’ omroep bestaat niet

Wat is het totaalbeeld dat uit de onderzoeken oprijst? Is de publieke omroep in campagnetijd nu links of rechts? Of zijn de partijen dat en kiezen ze op grond daarvan bijpassende mediaoptredens? Wat is oorzaak, wat is gevolg? Voor mijn analyse blijken de onderzoeken en bevindingen elkaar op een aantal punten aardig aan te vullen.

Er blijkt, ook tijdens mijn eigen programmaconsumptie, niet zoiets als ‘de’ publieke omroep met één in het oog springende voorkeur te zijn. Zo waren lijsttrekkers van progressief-linkse partijen in totaal iets meer in beeld, maar dit was voor een behoorlijk deel toe te schrijven aan slechts enkele programma’s. De PvdA scoorde veel punten (NRC Handelsblad) en seconden (Brandpunt+) bij de dagelijkse talkshows waarvan er een (DWDD) helemaal door de VARA en een tweede (Pauw & Jinek) in coproductie met KRO-NCRV werd gemaakt. Volgens Brandpunt+ was 63% van de gezichten in de programma's Jinek en Pauw & Jinek: De Verkiezingen van progressief linkse lijsttrekkers. Bij WNL op Zondag en Goedemorgen Nederland telde de ombudsman dan weer tweemaal zoveel zendtijd voor liberale en rechts-conservatieve als voor linkse kopstukken.

Verrassend? Nee. Problematisch? Ook niet. Zo lang de publieke omroep als geheel maar aan de in de Mediawet beschreven taak van een brede, pluriforme informatievoorziening voldoet, kunnen afzonderlijke omroepen hun eigen stempel drukken. Sterker nog, dat moeten ze. De wet zegt dat omroepverenigingen alleen toegang tot het publieke bestel krijgen als ze zich “ten doel stellen in het media-aanbod een bepaalde, in de statuten aangeduide maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming te vertegenwoordigen en zich in het media-aanbod te richten op de bevrediging van in de samenleving levende maatschappelijke, culturele of godsdienstige dan wel geestelijke behoeften.”

De plicht tot een eigen stempel door de omroepen ligt in de wet besloten, ook in campagnetijd. Dit geldt niet voor NOS en NTR die als zogenoemde taakomroepen de plicht hebben tot het verzorgen van onpartijdige dagelijkse nieuwsvoorziening en achtergrondjournalistiek voor een breed en pluriform publiek. LJS Nieuwsmonitor stelde dat RTL Nieuws en NOS onderling niet veel verschilden. “De focus bij het RTL Nieuws is sterker gericht op de VVD dan bij het NOS journaal en ook het CDA en PvdA krijgen meer aandacht van het nieuws op de commerciële zender dan bij het journaal van de publieke omroep. De NOS heeft iets meer aandacht dan RTL voor de PVV, de SP en 50Plus. Ook de overige kleine partijen krijgen meer aandacht bij de NOS dan bij RTL.” De nieuwssite van de NOS week daar niet noemenswaardig van af.

De ombudsman rekende met hulp van de gezichtssoftware na hoe de aandacht bij de taakomroepen NOS en NTR is verdeeld over de 19 bekeken lijsttrekkers. Rutte, Klaver, Pechtold, Buma en Asscher scoorden de meeste tijd, waarbij Rutte bijna tweemaal zoveel kijkminuten vulde als nummer twee Jesse Klaver. Maar trek er twee keer het Gesprek met de Minister-President en drie interviews in Buitenhof af en Rutte scoorde bijna gelijk aan de nummers 2 tot en met 5 die dicht bij elkaar lagen.

Zeer afwezig was opnieuw Geert Wilders. Hij kwam op de 11de plaats, net boven Jan Roos maar stevig achter Thieme, Kuzu en Baudet. Waarmee de klagers die met name de NOS verweten te veel aandacht aan de PVV te geven, zich gecorrigeerd mogen weten. Degenen die constateerden dat Wilders weinig bij de publieke omroep in beeld was, hebben wel een punt. Maar dat lag vooral aan de keuze van de PVV-voorman zelf om niet te verschijnen bij programma’s als Buitenhof  en Nieuwsuur

Bolwerk

Wanneer blijkt dat het geheel van wat door de publieke omroepen zal worden uitgezonden ‘uit balans’ raakt, kan worden bijgestuurd. De overkoepelende organisatie NPO kan daar waar ‘gaten’ vallen – niet alleen in politieke verslaggeving maar ook op andere terreinen als kunst en cultuur – de omroepen verzoeken om aanvullende programmavoorstellen. Een voorbeeld uit de campagnetijd.

De ombudsman ontving een klacht over het programma Bolwerk (EO), waarin de presentator met lijsttrekkers van de christelijke partijen in het land de ‘bolwerken’ van deze partijen bezocht. "Toch wat problematisch,” schreef een kijker, “dat een publieke omroep, grotendeels gefinancierd uit de openbare middelen, specifiek zendtijd besteedt aan alleen christelijke partijen.” Op zich is dit dus volgens de Mediawet het goed recht van een omroep. Maar in dit geval bleek er ook nog iets bij te komen.

Geen bevoordeling van een bepaalde politieke stroming, maar volgens de zendermanager van NPO 2 de constatering van ”een wit gat” in het streven van de publieke omroepen om iedereen in de aanloop naar de verkiezingen te bedienen. “In het kader van de pluriformiteit vond ik Bolwerk een waardevolle aanvulling van het programmapakket. Zo heeft AVROTROS toen bijvoorbeeld ook nog Uit Europa en De Stelling van Nederland ontwikkeld. Naast alles wat er al lag werd daarmee het programmapakket over de netten heen completer.”

“Wij hadden heel graag ook met lijsttrekkers van andere partijen naar hun bolwerken getrokken,” zei de hoofdredacteur informatieve programma’s van de EO. “Maar vanuit de zender kwam juist de vraag of wij, met onze expertise, dit programmavoorstel over de christelijke partijen wilden maken. Dat hebben we dus gedaan, maar het smaakte zeker naar meer.” Blijkbaar voorzag de publieke omroep als geheel echter al in dat ‘meer’, en dus bleef het bij de christelijke partijen.

‘Het’ programma bestaat evenmin

Vraag is dus of de publieke omroep als geheel aan de opdracht tot pluriformiteit voldoet. Er blijkt maar iets meer ‘links’ dan ‘rechts’ aan bod te komen. En dat heeft mogelijk ook nog een andere reden.

Want uit de onderzoeken blijkt niet alleen dat verschillende omroepen verschillend kiezen, ook het type medium (radio meer VVD en PVV versus tv meer progressieve lijsttrekkers) leidt tot andere keuzes, en het type programma speelt mee bij de keus voor een onderwerp (zie bovenstaande tabel uit LJS Nieuwsmonitor hierbij) of voor wie er aanschuift. De talkshow heeft daarin het duidelijkste profiel. Een onlangs verschenen proefschrift analyseert de invloed van het talkshow format op de manier waarop en de inhoud waarmee politici aan tafel schuiven.

Column 4 grafiek Bron: Media Distillery

Talkshows personaliseren graag, politiek nieuws moet er in meer of mindere mate concurreren met lichtere onderwerpen en de gasten hebben liefst dat wat het proefschrift ‘talkability’ noemt, het vermogen “op een makkelijke, onderhoudende manier te praten over het politieke onderwerp (…) maar ook over andere onderwerpen die ter tafel komen.” In de periode die het proefschrift onderzocht (2014-2015, geen campagnetijd) was de PvdA favoriet bij de talkshows en interviewprogramma’s.

In deze campagne hadden Alexander Pechtold (D66) en Lodewijk Asscher (PvdA) blijkbaar talkability bij uitstek. Asscher had ook nog eens het ‘voordeel’ een ineen zijgende partij te leiden, en drama leidt tot aandacht. Dus zat de PvdA veel aan de talkshowtafels. De PVV voerde daarentegen het beleid daar (en bij andere praat- en interviewprogramma’s) niet te verschijnen. Mede daardoor ging het in de campagne zo vaak óver Wilders zonder dat hij erbij was. Dat hij toch nog veel in beeld was kwam doordat hij ook onderwerp van ‘gewoon’ nieuws was.

Verder kijken talkshows uiteraard naar politieke relevantie. Enkele VVD-ers en PvdA-ers waren ook nog minister(president) en dus relevant op andere terreinen. Dat kon extra zendtijd opleveren, zij het niet altijd voor campagnedoeleinden. Tenzij de spreker een en ander handig in het eigen voordeel wist te draaien. De VVD bleek daar goed in.

Onder de streep

Ook in campagnetijd is de vrijheid van de omroepverenigingen om keuzes in verslaggeving te maken dus wettelijk vastgelegd en groot, zo lang het totaalbeeld van wat de ‘publieken’ uitzenden maar in balans is. Dat was in deze campagne wat betreft de aandacht die partijen kregen redelijk maar niet helemaal het geval. ‘Progressief/links’ kreeg wat meer zendtijd, maar inhoudelijk overheersten ‘rechtse’ thema’s als integratie en criminaliteit. De NPO stuurde hier en daar bij als op voorhand een ‘witte vlek’ te constateren viel.

In Groot-Brittannië stelt de publieke omroep complete richtlijnen voor verkiezingsverslaggeving op. Veel van wat de BBC daarin vastlegt betreft het waarborgen van ‘proportional and appropriate coverage’ en ‘achieving impartiality’. Als monopolist in omroepland is dat te doen, maar zou zoiets voor de afzonderlijke Nederlandse omroepen of de gezamenlijke NPO wenselijk zijn?

Mijns inziens is de opdracht aan de publieke omroep zoals gewaarborgd door de Mediawet (het leveren van media-aanbod dat “op evenwichtige wijze een beeld van de samenleving geeft en de pluriformiteit van onder de bevolking levende overtuigingen, opvattingen en interesses op maatschappelijk, cultureel en levensbeschouwelijk gebied weerspiegelt”) voldoende bruikbaar als bodem onder evenwichtige campagneverslaggeving. De helicopterview van de NPO is er voor de witte vlekken, en sommige programma’s blijven extra toelichting over de spelregels en het waarborgen van evenwicht nodig hebben. Zo was de extra uitleg van de NOS over samenstelling en aanpak van de debatten broodnodig (zie hier een aparte column). Ook andere programma’s zouden wellicht hun aanpak moeten verduidelijken. En bedenken wat te doen als het aantal deelnemende partijen het behapbare overstijgt, is een goed voornemen voor een volgende campagne.

Waar het nu in de aandachtsverdeling voor partijen nog wat scheef ging, lag dat mogelijk mede aan de keuzes die bepaalde programmaredacties maakten voor een bepaald type politicus (die met talkability). Eén specifiek programmatype kon zo veel invloed krijgen, want er zijn er heel veel van en er worden zoveel uren mee gevuld: de programma’s die vooral leunen op pratende hoofden. Goed voornemen twee dan maar: bedenk meer programmaformats die politiek laten zíen in plaats van laten praten.

Inhoudelijk was er lichte voorkeur voor ‘rechtse’ thematiek, en op tv kreeg de campagne zelf relatief veel aandacht. Toch valt inhoudelijk en qua vorm vooral de enorme variatie en breedte op die in programma’s, artikelen, vlogs en blogs is bereikt.

Jammer blijft dat een inhoudsanalyse van de vele radio-uren en artikelen op omroepsites niet of nauwelijks is gemaakt. Zo blijft het beeld in stand dat de publieke omroep toch vooral televisie is. Nu misschien nog wel, maar dat zal snel veranderen. De huidige kiezer mag nog vooral zijn informatie op de buis vinden, maar nieuwssites en sociale media winnen terrein volgens het rapport van LJS Nieuwsmonitor. En dat heeft weer consequenties voor wat de kiezer aan inhoud en personages en ziet: “Zo is de focus op een tweestrijd sterker op televisie en sterker op de Facebookpagina’s van de diverse media. Ook hanteren zij andere selectiecriteria waar het gaat om de selectie van thema’s.”  

Naarmate de zogenoemde digital natives ouder worden en/of gaan stemmen, zal het belang van televisie als platform minder belangrijk worden. Niet het belang van bewegend beeld, overigens: video’s op sites en sociale media zijn nu ook al onontbeerlijk. Deze campagne was (volgens het onderzoek van NRC Handelsblad) de VVD de partij die dit soort video’s het slimste inzette. Maar partijen als DENK en de PVV zijn hard op weg de traditionele media helemaal te omzeilen door hun sociale media gebruik. Het zal voor de publieke omroepen een hele klus zijn om door filterbubbels en algoritmes heen een breed scala aan potentiële kiezers te blijven bereiken.